05-12-2024

Een redelijke vergoeding voor de gemeenschap vanuit de (eigen) onderneming op basis van artikel 1:95a BW

Sinds 1 januari 2018 trouwen mensen die geen huwelijksvoorwaarden hebben laten opstellen voorafgaand aan het huwelijk in een beperkte gemeenschap van goederen. Tot 1 januari 2018 was dat een algehele gemeenschap van goederen. Deze stelsels zijn anders en hebben een andere uitwerking. In het huidige systeem van de beperkte gemeenschap van goederen blijft al het voorhuwelijkse vermogen dat van een van beide echtgenoten was, ook alleen eigendom van die echtgenoot. Alles wat tijdens het huwelijk wordt verkregen wordt wel gemeenschappelijk, erfenissen en schenkingen blijven erbuiten.

Dit leidt er dus toe dat een voorhuwelijkse onderneming van mevrouw ook na het aangaan van het huwelijk van mevrouw is gebleven. Dat geldt ook voor een eventuele waardevermeerdering van deze onderneming die tijdens het huwelijk plaatsvindt.

Stel dat mevrouw een BV heeft die zij in 2017 een jaar voor het huwelijk heeft opgericht. Op het moment van het aangaan van het huwelijk vertegenwoordigen de aandelen van deze BV een waarde van € 20.000,--. De onderneming floreert tijdens het huwelijk, mede omdat de man de zorg thuis voor de kinderen voor zijn rekening neemt en de vrouw zich kan focussen op het ondernemerschap. De onderneming is uiteindelijk nu in december 2024 € 2.000.000,-- waard. Bij echtscheiding vallen deze aandelen buiten de af te wikkelen beperkte gemeenschap van goederen.

Bij de totstandkoming van de nieuwe wet over de beperkte gemeenschap is geconcludeerd dat dit tot onredelijke uitkomsten zou kunnen leiden. Daarom is artikel 1: 95a BW toegevoegd aan de wet. Hierin is bepaald dat de DGA verplicht is om vanuit de onderneming een “redelijke vergoeding” aan de (beperkte) gemeenschap van goederen te betalen. Maar wat is dan een dergelijke redelijke vergoeding? Daarover was tot voor kort erg weinig bekend, omdat dergelijke zaken nog weinig in de jurisprudentie zijn verschenen (er zijn immers nog relatief weinig scheidingen van huwelijken na 1 januari 2018). Recent is er echter een uitspraak gewezen door de rechtbank Gelderland over de redelijke vergoeding ex artikel 1:95a BW.

Uitspraak Rechtbank Gelderland 25 juni 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:4714
Wat speelde er in deze zaak? De man is enig aandeelhouder van een holding BV met een eigen vermogen van  € 1.668.286,--. De onderneming is een voorhuwelijkse BV, waardoor deze BV privé van de man is gebleven. Ten tijde van het huwelijk is er € 57.000,-- bruto per jaar aan salaris aan de man uitgekeerd vanuit de BV. De vrouw verzoekt nu om een redelijke vergoeding op grond van artikel 1:95a BW.

 De rechtbank overweegt dat de wetgever geen invulling heeft gegeven aan de term ‘redelijke vergoeding’ en stelt vast dat dit een open norm is. Bij de invulling van deze norm kan een inkomen dat de ondernemer in loondienst zou kunnen verdienen (norminkomen) richtinggevend zijn. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de winst uit onderneming van invloed kan zijn op de hoogte van de redelijke vergoeding met de kanttekening dat de winst niet maatgevend/ bepalend is.

 In dit geval oordeelt de rechtbank dat er meer dan een miljoen winst is gedraaid in de bv en een redelijke vergoeding van € 57.000,-- bruto per jaar als DGA-salaris daarmee niet in verhouding staat. De rechtbank acht het passend om aan te sluiten bij een beloning die de man in een gelijksoortige onderneming of omstandigheden zou ontvangen als ondernemer. Gelet op de omstandigheden van de man binnen het bedrijf als mede-eigenaar en mededirecteur en als enig eigenaar van een holding met een groot eigen vermogen, acht de rechtbank het redelijk dat voor zijn werkzaamheden een vergoeding van minimaal € 140.000,-- bruto per jaar wordt vergoed. De rechtbank stelt de vergoeding vast op € 498.000,-- (€ 140.000 - € 57.000 x 6 jaar huwelijk) bruto aan de gemeenschap, te weten € 260.952,-- netto. De vrouw heeft een vordering op de man voor de helft dus € 130.476,--.

En hoe nu verder?

Toekomstige jurisprudentie zal uitwijzen hoe er dient te worden omgegaan met de open norm ‘redelijke vergoeding’ welke artikel 1:95a BW met zich meebrengt. Tot dan hebben we met deze uitspraak al meer handvatten dan voorheen!

 Bent u ondernemer en heeft u vragen over uw positie? Neem dan gerust contact met ons op via info@hansadvocaten.nl of bel naar +31 30 233 62 82.

Top